Als Serafina wakker wordt, ligt ze onder de grond. Alles is
donker en koud. Het is geen droom. Het is echt, ze is levend begraven. Ze weet
te ontsnappen en gaat terug naar haar huis, Biltmore. Maar daar aangekomen
lijkt niemand haar te horen, voelen of zelfs te zien. Maar zij hoort, voelt en
ziet hen wel. Als ze haar vriend Braeden ziet, gaat er een schok door haar
heen, ‘ze is dood en begraven’. Was
dat de reden dat niemand haar zag staan? En bovendien heerst er een warme
temperatuur, iets wat zij zich niet kan herinneren. Het is in ieder geval
duidelijk dat ze niemand heeft, terwijl er in het bos weer een rare kracht
aanwezig lijkt te zijn. Hoe moet ze iedereen waarschuwen? Ze krijgt een idee.
De nacht dat ze uit haar graf was ontsnapt sprak een mysterieuze tovenaar tot
haar ‘ik kan je niet zien, maar ik weet
dat je er bent’. Het blijkt Rowena te zijn, de dochter van Uriah, de
tovenaar die lang geleden het bos tot zijn domein had gemaakt en vele dieren
had gedood. Met de bouw van huize Biltmore was de vloek minder erg geworden, en
sindsdien had Uriah nog maar een doel: Huize Biltmore vernietigen. Zijn dochter
had daar mee geholpen, maar het was hen niet gelukt. En nu was Rowena terug.
Maar op een andere manier. Ze leek niet meer op de Rowena van vroeger. Ze was
nu niet meer het ‘deftige meisje’ maar een soort kluizenaar. Serafina moet haar
in vertrouwen nemen, zij kan alleen maar met haar praten. En dat doet ze. Samen
weten ze Braeden en haar andere vriend, Waysa duidelijk te maken dat ze hier nog
is. Maar voor hoe lang nog? Zal ze weer terug kunnen keren naar de wereld van
de levenden? En weten ze de duistere kracht in het bos te verslaan?
23 april 2019
Serafina en het versplinterde hart
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten